8
kinderarts, opging in z'n medische studies in de door hem zelf beperkte kleine praktijk.
Ik kende hem als 'n innig wezen, met een ontzaglijke en spontane liefde voor z'n wetenschap en z'n gezin. Later hoorde ik nog eens dat hij 'n heel lief kindje, 'n meisje bezat, waar hij letterlijk dol op was.... en, dat hij voor twee jaar 'n pleuris had opgedaan, waar hij 't niet dan met doodsnood afbrengen kon.
Liefste, ik sta verplet als ik over dat alles denk.... In groote droefnis voel ik me den moed ontzinken om nü verder te gaan.
Wat heb ik veel, ontzaglijk veel aan hem te danken !
Wat was hij goed en innig voor me, en levendig en zoo écht-menschelijk. Ik heb onder al mijn dokters-vrienden nooit zoo'n prachtige type, ook als suggereerend medikus, gezien.
Mijn hart is te droef bij al 't smartelijke dat ik nu in m'n herinnering voel herleven.
Laat mij eindigen, kindeke, ik smeek je !
Lieve vriend, lieve kerel! Hoe zie ik je fijn rabbijnengezicht weer voor me, o ! hoe zal ik je altijd 'n heilig plaatsje geven in de gouden nis van mijn herinneringsgeluk !
Florence ! vertel me weer eens wat van je werk, je studie. Lees je veel, lieve! Hoe is Parijs, dat helsch-bekorende Parijs, die eeuwige stad van verdoemenis en ontaarding, ziekelijke perversie en demonisme, maar ook de stad van pracht en vurig leven, van geestfijne klaarheid en schittering ?
Spreek wat, zeg wat, kind, ik wil wat hooren, om uit m'n droefnis te komen ! O ! liefste liefste !.... ik wou 't rouwfloers van de smartenwereld voorgoed wel wegrukken met de vracht van 'n gigantenleger.
Kan 't niet, liefste, kan 't niet dat de zon altijd schijnt, in de menschenziel althans ?
Florence, ik schrei niet meer; Ik heb 't leed, de smart in alle gestalten zien gaan.