iig
En toch heb ik 't leven gesmeekt om kracht, en ik heb ze wéér gekregen. Kracht, om de smart eerst te doorleven, en om dan van binnenste ontroering uit, allerhoogst en onbewogen schijnbaar, haar om te scheppen in schoonheid.
Ik ga niet meer met gekromde en kreunende gestalte onder haar kathedralen heen, maar rechtop ; als 'n vrij schepsel die 't leven regeert, om ook den nederigsten te wijzen waar de groote zon van het geluk gaat gloeien.