Ein Kind, das ungezwungen lachen kann,
Das, ausgestattet mit den schönsten Gaben,
In Freiheit lebt vom ersten Tage an!
Ich möcht dass endlich vorbei die Zeit der Leiden, Dass Freiheit endlich komme, Heim und Kind! Man nennt mich sicherlich nicht unbescheiden, Wenn das die Wünsch’zum heut'gen Tage sind.
Ik wil met je genieten van de luchten En met je trekken door wijdse wouden Ik wil in de vrijheid met je vluchten Een huis voor ons bouwen en er van houden
Ik wil aan ’t strand met je liggen zonnen En naar een wolkenloze hemel kijken Dat cultuur en ’t recht hebben gewonnen En mensen elkaar respecteren en niet ontwijken
Ik wil weer met jou de lente betreden Een echte lente zo heerlijk zorgeloos Terugzien wat ons lief is uit ‘t verleden Niet verborgen leven na zo’n lange poos
Ik wil dat ons kindje wordt geboren Een kind dat ongedwongen lachen kan Dat heel veel geluk zal zijn beschoren En in vrijheid leeft van meet af an
Ik wil ‘n eind aan de tijd van lijden Dat vrijheid eind’lijk komt, huis en kind Men noemt mij vast niet onbescheiden Als ik dat ’n gepast verlangen vind