Aan het begin van de winter werd er op een avond onverwachts gebeld. Rond dat tijdstip betekende dat niets goeds. We zaten boven in onze kamers en luisterden met ingehouden adem.
Pa Van Hartingsveldt ging naar de deur en vroeg met wie hij het genoegen had. We verstonden het niet. Pa Van Hartingsveldt herhaalde het woord ‘Sicherheitspolizei’ echter zo hard, dat het tot onder het dak te horen was.
Bleek van schrik en zo zachtjes als maar enigszins mogelijk, verstopten we ons op zolder. Meer op als naast elkaar lagen we in het hokje onder de drie ramen. We bibberden van angst. Wat ging er gebeuren? Een uur hielden we het vol, totdat Pa Van Hartingsveldt ons bevrijdde.
De Sicherheitsagenten’ waren niet voor ons gekomen: de Duitsers hadden bevolen, dat de bevolking wollen dekens moest afgeven voor de Wehrmacht. Ma Van Hartingsveldt was op de plek gaan staan waar de dekens werden ingeleverd en ze had gedreigd dat ze de namen zou noteren van al diegenen die gevolg gaven aan de oproep. Iemand had dit aan de Duitsers doorgegeven, die van hun kant de Sicherheitspolizei’ op ons af hadden gestuurd. Ma Van Hartingsveldt had geluk bij een ongeluk: ze werd alleen gedwongen de volgende dag zelf een paar dekens in te leveren.
Met knikkende knieën gingen we naar beneden. We waren deze keer met de schrik vrijgekomen.