Herbert Lebram groeit op in een Joods middenstands gezin in Berlijn. Als hij bar mitswa wordt, is de Eerste Wereldoorlog net uitgebroken.
In 1933, als Hitler al aan de macht is, start hij samen met een compagnon een bedrijf in damesconfectie. Het bedrijf draait goed, tot de Kristallnacht (9 op 10 november 1938). Een kleine vijf maanden eerder is hij getrouwd met Ursula Moses. Het echtpaar is zijn leven in Duitsland niet meer zeker en vraagt een visum aan voor de Verenigde Staten. Begin februari 1939 moeten zij echter al vluchten. Zij gaan naar Nederland, om daar het visum af te wachten. Dat komt binnen op de dag dat de Duitsers Nederland binnenvallen; vertrek is dan niet meer mogelijk. Herbert en Ursula Lebram overleven de Tweede Wereldoorlog in onderduik in Alkmaar.
Na de oorlog wordt Herbert Lebram medefirmant in het damesconfectiebedrijf G. Klein, waar hij al na de vlucht uit Duitsland tot aan zijn onderduik werkzaam was.
Ruim na zijn pensionering haalt Lebram al schrijvend zijn herinneringen op, aan zijn jeugd tijdens het Interbellum, de Tweede Wereldoorlog en zijn leven in Nederland na de oorlog.