het is een lach waar een straf op moest staan. ‘Je Mischa komt niet,’ zei de ene vriend met de hangsnor treiterig lachend, ‘je Mischa heeft geen tijd om op bezoek te komen, hij mag van de gevangenisdirecteur niet naar je toe.’
Mijn vader zag dat ik er niet veel van begreep en merkte kortaf op: ‘Herr Biedermann is een oplichter, het staat in de courant, hij is gevangen genomen.’ En ook mijn vader grijnsde even hatelijk en de andere vriend begon over het shantungpak en de dasspelden en ringen van Mischa te spotten: ‘Wij zijn maar gewone mensen, hè, met eenvoudige pakken en geen glimmende stenen, maar we zijn ook geen oplichters, die in de gevangenis terechtkomen - ‘Mischa, ga je mee naar de pier - Mischa, ga je mee naar het strand ?’ - imiteerde hij imaginaire vrienden van Mischa, ‘de zon schijnt vandaag.’ ‘Serr scheene Sonne’, had Mischa gezegd en tegen de zon gelachen.
‘Jullie zijn dik en lelijk en gemeen,’ schreeuwde ik ineens huilend, ‘alle drie - jullie hebben Mischa in de gevangenis gezet, omdat jullie jaloers zijn.’ Mijn vader pakte me bij mijn schouders en probeerde me uit de kamer te krijgen. ‘En van jou heeft hij nog wel altijd zo aardig gesproken, hij zei, dat je zo gescheit en verstandig was.’ Het gelach dat hierop volgde, maakte me helemaal wild. God, wat kunnen grote mensen gemeen lachen. ‘Wij waren alle drie erg gescheit en verstandig,’ riep ten slotte de dikste vriend met een afschuwelijke nadruk op wij, ‘wij hielden ons niet met Millionen-geschaften op en zijn daardoor ons geld niet kwijtgeraakt zoals de andere domkoppen.’
Mischa zou niet meer komen - al wat prettig en vriendelijk is komt zo vlug niet weerom. Ik voelde de gulden hard in het zakje van mijn matrozenpak, ingepakt in een stukje papier. Ik zag het ogenblik terug, toen ik die gulden kreeg: we hadden samen zo’n pret gehad. Mischa vond het zo leuk, dat de piccolo dat van kale neten gezegd had, en ik had het
57