nen kan en dat je zulke gezellige verhalen kunt doen, als ze vaten wast - ik heb me laatst een ongeluk gelachen over dat klapperende gebit van de mevrouw, die bij jullie op visite is geweest.’
Ja, dat gebit deed ik direct voor, daar had ik een extra studie van gemaakt: ik had aan mijn matrozenpak een fluitje aan een koord, en wanneer je op dat fluitje heel zacht ging blazen naar binnen ophalend, dan had je het klapperende gebit. Jim kon vanzelf zo fluiten - en we floten ook allemaal even op dat kleine fluitje aan dat witte dikke koord -de stemming was weer geheel hersteld. ‘Ik heb Da al zo lang gesoebat, je eens mee te brengen,’ onthulde Nelly me tot mijn stomme verbazing, ‘het is vandaag juist een goeie dag ervoor, nou ik jarig ben.’ Daar ik absoluut wist, dat geen van de kennissen of familieleden bij ons thuis ooit meer de wens had uitgesproken, me eens extra bij zich te hebben -erger nog, daar ik steeds met een soort van verontschuldiging door mijn ouders werd voorgesteld als: ‘Ze kan nog niet zo goed mee op school,’ of ‘ze blijft maar klein en pips, verschil tegen die andere, hè?’ - waar mijn jongere zusje mee bedoeld werd - vond ik dit een werkelijk grote eer. Ik had nu vier glaasjes van het rood op en ik verklaarde dat ik veel van hen hield en bij ze wou blijven, bij Nelly en Jim en de papegaai en Da - en dat Da maar naar mijn streng, vervelend thuis moest gaan en zeggen dat ze me verloren had -dat kwam in de boeken zo vaak voor, daar werd je lekker om de haverklap verloren en later reed je dan met vier paarden voor, met een kroon op en dukaten in je zak... Ter ere van mijn bezoek zei Nelly die middag wel vijf kennissen af - ik zag het door een kier van de deur, er was een matroos bij, die haar ook kuste - ik hoorde het. Nu, Nelly was iemand om te zoenen.
Ze zoende mij ook, toen ik wegging, het rook lekker, een sterke, zoete odeur. ‘Ik kom heel vlug terug,’ inviteerde ik
43