ik ze in de war stuurde ? Hoe ladylike antwoordde ze op de vraag: ‘Welk taartje lust jij?’ - ‘Geeft u me maar wat u wilt.’ Ik daarentegen kon het niet afwachten en verlangde vóór me nog iets gevraagd werd: ‘Die grote met de abrikoos.’ Waarom wisten al die kinderen precies wat ze doen en laten moesten, terwijl ik de ene stommiteit na de andere uithaalde ? Ik was de enige die het glas limonade omgooide, en ik joeg het gezelschap een doodsschrik op het lijf door bijna in een grote zuurbal te stikken. En in plaats van verstandig en opgewekt passende antwoorden te geven op de weliswaar ietwat onnozele vragen, die de volwassenen me stelden, verdiepte ik me in de grillige vorm van een wrat op het aangezicht des vragers, oftewel luisterde ik met grote aandacht naar het bijgeluid dat een zeldzaam glanzend gebit van zich gaf, zodat de belangwekkende woorden, die een aldus verfraaide mond uitsprak, voor me teloorgingen.
En nog eens probeerde Hetty de vreselijke figuren die ik sloeg, goed te maken door Le credo du paysan voor te dragen. Arme Hetty - ze deed hevig haar best; bij de hoge tonen werd ze rood van inspanning en ze accompagneerde zichzelf zó hard, dat Mozart en Wagner ervan trilden. En ik, ondankbaar schepsel dat ik was, in plaats van deze zusterlijke opoffering op prijs te stellen en tenminste blij te zijn dat er één lid van m’n familie de eer ophield, ik wisselde blikken met het jongetje.
En wat voor een onbelangrijk, miezerig jongetje zo op het oog - een jongetje waar niemand zich mee bemoeide, dat geen cadeautjes gegeven had en iets te maken scheen te hebben met een vrouw die het gezelschap bediende.
Misschien keek dat jongetje naar mij omdat het voelde, dat ik eveneens op de een of andere manier outcast was. Maar ik keek naar hem om z’n afstaande oren, z’n glanzende felle ogen, z’n te korte mouwen en z’n versleten blouse; hij trok m’n aandacht omdat hij uit een andere
32