baar’. En je zei alleen maar treurig: ‘Daar hèb je die kerel met z’n geitevellen...’
En ik merkte hoe je blauwe ogen vochtig werden. Ja, eigenlijk had deze vrije dag ook voor jou zijn einde moeten vinden in het landelijke ‘melkhuis’, te midden van feestelijke kastanjekaarsen en vlammende goudenregen...
Thuis had ik nog net tijd de breekbare penhouder, het overschot van de balletjes en het kostbare portret van Kansas-Bill in een verborgen gleuf op de zolder te verstoppen.
‘Hij had z’n arm om haar schouder,’ hoorde ik de falset van oom Louis, en z’n stem sloeg over van opwinding.
‘Ik zag ze juist naar een bioscoop van zeer slecht allooi gaan,’ accompagneerde de dreunende bas van ‘ouwe oom’.
Geforceerd luchtig trad ik binnen, het ijzig zwijgen tegemoet. Wanneer ze de toverpenhouder en Kansas-Bill maar niet vinden, dacht ik nog even...
29