GERTJE EN KANSAS-BILL
Goed, de vakantie was in ieder geval meegenomen, de officiële vakantie in de schoot der familie doorgebracht. Maar ze was niet ‘je dat’. Er heerste meestal de een of andere rancune tegen je; óf je was gestraald en men beschouwde je daarom als lucht; óf je had het nog net even gehaald en dan moest je blokken met allerlei aparte bewerkingen om het volgend jaar te kunnen meekomen. Zeker, er konden enige meevallers gebeuren in zo’n vakantietijd: je verloor bij voorbeeld de raar uitgedoste ‘familie van buiten’ op een der drukste punten der stad, terwijl je het kwartje, waarmee men je omkocht om van je fatsoenlijk gedrag verzekerd te zijn, reeds te pakken had. En wat de andere gebruikelijke ondernemingen in vakantietijd aangaat - ze zouden niet onaardig geweest zijn, wanneer er niet bij het begin van elk zo’n reisje of uitstapje op je hart gedrukt werd, hoe weinig je het deze keer had verdiend en hoe je je goedertieren familie dankbaar moest zijn. Neen, de vakanties waren niet helemaal ‘je dat’.
Maar de vrije dagen, die je jezelf in kwistige goedgeefsheid toestond, - o, het hart klopt nog bij de herinnering eraan. Er was altijd zon - in stralend warm licht trillen ze, de vrije dagen, die ik mezelf gaf.
En was er niet steeds een verwante ziel te vinden om ze met me te delen, - een luchtige vriendin, die aan iedereen maling had, of een schuchter verliefde jongeling, die met de waanzinnige moed van z’n veertien jaar alles op het spel wilde zetten ? Hoewel ik me een beetje schaamde me met de op die leeftijd ietwat schaapachtig uitziende jongelieden te vertonen, gaf ik deze toch de voorkeur boven m’n boezemvriendin, omdat ik voor de verleiding der fantastisch gekozen geschenken van mijn aanbidders schandelijk bezweek.
25