weg.’ En dit zou een jongetje geweest zijn, dat ’s nachts koffie dronk met ouders die langs de weg gebedeld hadden of zoiets ?... Dit was een pa, die altijd kalfskoteletjes had gegeten die vooral niet te bruin gebraden mochten zijn. En aardappels in lampeolie - een gerecht uit fantasie en armoede samengesteld ? ‘Een aardappel behoort kruimig en droog te zijn,’ verkondigde pa, ‘en nu zijn deze wéér zo glibberig,’ voegde hij er met droefgeestige ernst bij.
Waarom kon hij nu niet verder vertellen van dat hutje in het bos en van besneeuwde, door en door koude ouders, waar men ’s nachts koffie mee dronk - waarom was het mijmerende, vriendelijke dat zijn ogen zo licht en blauw had gemaakt toen hij van vroeger vertelde, ineens verdwenen -en waarom, waarom toch kreeg hij een kleur toen ik van die olieaardappels sprak, waar de anderen bij waren ? - bijna woedend keek hij me aan. Moeilijk was alles te begrijpen -één mens apart was aardig en toeschietelijk, en een paar mensen of kinderen (kinderen ook) bij elkaar werden vervelend of aanstellerig.
Moes was bijna altijd lief - maar moes apart werd al direct een moekie. Moes praatte nog wel eens mee met pa en de anderen, wanneer er iets beroerds met cijfers of zo was. En dan keek ze ook streng, op haar manier dan altijd. Maar met moekie ging je op vrije middagen de stad in, met moekie die in het zwart of grijs was met een lila boeketje viooltjes op en iets van wit aan hals en mouwen. Soms waren de viooltjes écht, waaierachtig rond lagen ze in harig zachte blaadjes. Maar ook wanneer de viooltjes niet koel uit het bos of ergens uit de buurt van Nice kwamen, wanneer ze alleen maar gewone katoenen stengeltjes hadden - ook dan rook moekie naar echte bosviooltjes. En dat was feest - het lichte parfum Wood Violet, het zwart en wit en lila van moekie’s kleren en de mooie natuurlijke golf van haar zwarte haar. Ook de hoed was meestal violet. En moekie
15