HET VERRAAD VAN DE ENKELING
Zelfs pa kon nog wel eens vriendelijk zijn, wanneer ik alléén met hem te doen had. Met geduldige toegevendheid probeerde hij dan zoveel mogelijk alle vragen te beantwoorden, die ik hem deed; wanneer we zo n enkele keer met z’n beidjes waren, kon hij heel aardig uit de hoek komen.
Aan een dezer zeldzame tête-a-têtes bij voorbeeld heb ik het verhaal van de lampeolie-aardappels te danken. Een verhaal als een sprookje: Pa als jongetje op klompen met twaalf broers en zusjes om een grote tafel - met als avondeten een bak aardappels, die in lampeolie gebakken waren. En ergens, in het vijandelijke leven daarbuiten, de vader en moeder van pa met wat koopwaar de boer op - in de nacht kwamen ze doornat thuis en stampten de sneeuw van hun schoenen, en dan werd er koffie gezet...
‘Wie bakte die aardappels dan, pa, waarom met lampeolie en kreeg u ook koffie ’s nachts?’
‘Wel, één van de kinderen van die dertien natuurlijk bakte - en lampeolie - omdat het goedkoper was. Ja, ze kregen allen een kom koffie midden in de nacht.’
‘Was u mooi, pa, had u toen ook zo’n breed gezicht en keek u toen al zo stuurs?’
‘Ik was een heel behoorlijk kereltje,’ antwoordde pa, een beetje in z’n wiek geschoten. En alleen door de gewetensvraag ‘Vindt u uzelf aardig?’ kwam er een eind aan het belangrijke sympathieke gesprek van die middag.
Maar ’s avonds bij het eten, toen ik dat gesprek wilde voortzetten en bij wijze van aanknopingspunt voorstelde: ‘Mogen wij ook eens aardappelen in lampeolie eten en mag ik ze dan bakken wanneer u en moes in de bossen gaan dwalen ?’ zei pa droog en streng als altijd: ‘Doe niet zulke dwaze vragen en stop de vetrandjes van je vlees niet onder de kool
14