den met het bovenvermelde beleefde verzoek. ‘Zo’n kwajongen !’ had hij enkel gezegd en even plotseling en woedend als ze verschenen waren, verdwenen ze ook weer. Het begin ener familievete.
Tante en nichten en Hannes zijn hun hele verdere leven kwaad gebleven, aldoor maar kwaad. En ik moest mijn vader plechtig beloven nimmermeer een dergelijk verzoek aan wie ter wereld ook te richten.
‘Ditmaal kwam het goed uit,’ mompelde hij in zichzelf, ‘stel je voor, elke keer die arrogante smakkerd er ook nog bij!’ En hij rilde van afkeer.
13