gezongen werd. Ik ben soms sentimenteel, vooral wanneer ik er nog een beetje ander verdriet bij heb. Juffrouw Leida huilde zo beeldig mee - ze heeft zulk een mooi fijn gezicht en ze is een van de weinige mensen die huilen goed staat -‘as ik soms zo’n lied hoor, denk ik ineens aan al me verdriet,’ zei ze vertalend wat ik zowat dacht. Juffrouw Leida huilde ook bij de door hemelse gerechtigheid teruggevonden kousen - Frieda uit Westfalen was eerlijker, plichtsgetrouwer, onuitstaanbaarder dan ooit. Vlak daarop ging ze reuzel uitbraden en heel hard trappen op en af lopen met dingen die rammelden, en Taais verwijten, dat hij zijn voeten niet geveegd had. Het speet me voor Taais, die ik graag mocht
- hij was zo stil en bescheiden, en onwillekeurig neemt men het voor de verdrukten en ellendigen op. De arme Thijs mocht sinds zijn huwelijk niet meer voetballen en geen borreltje om de hoek gaan drinken - hij mocht alleen maar dat hele kleine positie-tje hebben en daar de centjes van bij Frieda brengen en Frieda spaarde ze dan op. Ik hoop, dat Thijs de moed zal hebben nog eens van haar weg te lopen. Eigenlijk gaat het in het leven onrechtvaardig toe - dat wordt zoveel gezegd - en ditmaal zeiden mijn familieleden en kennissen het weer heel vaak: ‘Nu wil je die keurige frisse vrouw uit haar betrekking doen, omdat ze zo eerlijk is en geen kousen steelt, en nu krijgt dat diefachtige mens nog een betere betrekking op de koop toe - je bent ook niet wijs.’
Ik geef het toe - ik ben niet zo heel wijs. De keurige Fr au Frieda werd vlug hierna opgezegd om een onbeduidende reden, maar eigenlijk wegens gemis aan ‘tak’ en Juffrouw Leida werd een soort externe huisbewaarster, goed gezien werd ze alles bij me. Ze bracht haar kinderen als hulp mee
- helemaal gratis, zelfs de kleintjes van vijf en acht jaar stonden eieren te kloppen in de keuken. De oudste paste mijn japonnen aan. Juffrouw Leida was enigszins te vroeg getrouwd - ze had moeten trouwen, vertrouwde ze mij
133