en dichtbij te zien en wat is die man met de drievoet ver weg.
Juffrouw Leida heeft maar enkele menselijke zwakheden: het schijnbaar in trance wegnemen van reeds genoemde voorwerpen, de vijf kinderen moeten op de een of andere manier erg mooi gekleed gaan, en zijzelf wordt graag ‘mevrouw’ genoemd. Zij brengt het graag in gesprekken te pas: ‘En toen zei die winkeljuffrouw - gunst Mevrouw, wat staat die jurk uw dochtertje faan, nee heus, Mevrouw, die moet u nemen, Mevrouw...’ Ik heb er een soort van compromis op gevonden door ‘Juffrouw Leida’ te zeggen. Ik zou haar met alle plezier van de wereld ook Mevrouw willen noemen, maar van mij verlangt ze dat niet. Trouwens, Juffrouw Leida klinkt veel aardiger dan Mevrouw - mevrouwen zijn vaak te corpulent en hebben mannen, waarvan men precies weet wat ze doen, wat ze verdienen en welke hun vooruitzichten zijn. Ik geloof dat die man van juffrouw Leida niet veel vooruitzichten heeft. Het zal moeilijk voor hem worden met die drievoet, die vijf kinderen en Juffrouw Leida, die zo graag een Mevrouw wil zijn. Hoewel, wat ‘manier van tak’ aangaat, zou Juffrouw Leida vele mevrouwen een goed voorbeeld kunnen zijn. ‘Manier van tak’ is een kleine woord-variatie van haar op het door alle beschaafden zo gaarne gewenste, doch zeldzaam voorkomende gevoel voor tact. Het hangt samen met iets, dat op het juiste ogenblik geschieden moet. Op het juiste ogenblik lachen, huilen, een paar bloemen bij de hand hebben, een paar woorden, maar de juiste woorden - op het juiste ogenblik zwijgen kunnen.
Dat kon Juffrouw Leida’s medehelpster, Frau Frieda, nu niet. Eigenlijk was Frieda uit Westfalen, beter gezegd uit Holzminden, Juffrouw Leida’s ‘Vorgesetzte’. Frieda was huisbewaarster bij me. Ergens had ze ook nog een klein, Hollands, ongelukkig mannetje met een positie-tje, door
131