klapte als bezeten in zijn grote handen, dolblij met een nieuwe afleiding.
Ik hield mezelf voor niet te veel te eten - ik had eens gehoord van uithongeringsgevallen, die dood waren gebleven bij een al te overvloedig maal . En tot op heden denk ik dat ik mijn leven aan de tedere wenende Weense Mizzi te danken heb. Om de royale Oscar - bij wijze van contraprestatie - gelegenheid te geven zich met de vurige Italiaanse bezig te houden zonder door Mizzi’s jaloezie gestoord te worden, hield ik noodzakelijke eetpauzes teneinde de arme Mizzi te troosten. Eigenlijk had Mizzi een heel aardig kopje; ze zou een echt ouderwets Oostenrijks ‘süsses MadeP geweest zijn, als ze er niet zo behuild roodneuzig had uitgezien. Het werd de gevaarlijke ‘vamp’, die Francesca graag voorstelde, daardoor veel gemakkelijker gemaakt: tegen een glimmend-rode neus en roodbehuilde ogen kan bijna iedereen concurreren. Ik ried Mizzi dringend aan eerst het gezicht te wassen en daarna over te gaan tot een heel nieuwe make-up. ‘Het is altijd nog beter treurig te zijn, als je er aardig uitziet dan wanneer je oud en lelijk lijkt,’ zei ik extra aangedikt, want de drie obers kwamen met iets, dat mijn volle aandacht opeiste en tong in madeirasaus bleek te zijn. En alles ging goed die avond. Mizzi schrok zo van de woorden oud en lelijk, dat ze na enige tijd als verjongd, stralend van rosblonde schoonheid, terugkwam met alleen nog een ietwat kwijnende blik, die haar buitengewoon flatteerde.
Intussen had niemand de inzinking van Nini’s kunstpres-taties gemerkt bij de ‘Ontwakende Elf. En juist danste ze het succesnummer, haar ‘Bescheiden Viooltje’, toen ik ‘der schone Gustav’ door de draaideur zag binnenkomen. Ik haalde hem naar ons half vrolijk, half kwijnend gezelschap, terwijl ik stemming voor Mizzi maakte: ‘Een beauté, Gustav,’ prees ik aan als een haremleverancier, ‘met veilchen-
118