IN DE ZWARTE HUZAAR
Ten slotte bleef me niet veel anders over dan met Nini mee te gaan naar ‘Der Schwarze Husar’. De schilderes waar ik die dag had geposeerd wilde me pas aan het eind van de week uitbetalen, omdat ze van collega’s gehoord had, dat ik ze soms midden in een schilderij in de steek liet - ze gaven dan ook maar vijfenzeventig Pfennig per uur, een prijs echt om door min of meer vrouwelijke wezens bedacht te worden - mannen zijn meest royaler. Helaas was ‘der schone Gus-tav’ juist weer in een van zijn talrijke gecompliceerde liefdesaffaires verwikkeld; doodjammer voor mij dan, want der schone Gustav had altijd wat lekkers om te eten in huis - in verband met bovengenoemde affaires. Der schone Gustav, de meest gehate en beminde man van het kunstenaarsstadje, had een ruim, ’s winters verrukkelijk verwarmd atelier, was een man die op een plezierige mani er een lange slanke gestalte en overmoedige lichtgroene ogen met andere mannelijke charmes combineerde en bovendien kon hij ook nog schilderen - kortom hij was een Liebling der Götter en der dames. Zijn inkomsten betrok hij hoofdzakelijk uit het schrijven van gematigd-welwillende theaterrecensies over de drie of vier provinciegezelschappen uit de buurt. Ik had tot het laatst toe op hem gerekend die dag - de mensen waar ik inwoonde waren voor de zoveelste keer weer eens op straat gezet en door een gezamenlijke collecte der kostgangers voorlopig van de ondergang gered - maar door alle emoties hadden ze niet aan eten kunnen denken - er was alleen Biersuppe in huis - en dat is geen menselijk voedsel.
Ik moest met Nini mee omdat ik zwart was - in de kaarten stond het, zei ze: drie zwarte verschijnselen waren die dag voor Nini nodig om op de een of andere manier het geluk te vangen. Een zwarte kat had ze gelukkig al gezien,
114