keloosheid langs ging, stond een kar met bossen felgekleurde bloemen. Het bewustzijn dat dit uitstapje bijna een galgemaal voorstelde, verdween allengs; en ook Groenoog verging in een ver verschiet. Ik sloeg sinaasappels en zuurtjes in en begaf me aldus uitgerust naar het park om de frisse, sterke lucht van de jonge lentedag op mijn gemak te genieten. Zo overmoedig en gelukkig maakte me de zonnige vrijheid, dat ik helemaal vergat wat me na dit avontuur te wachten stond.
Toen ik met een bos goudgele tulpen naar huis kwam, in uitgelaten stemming en als dronken van zon, vrijheid en lentebloei, fluisterde Da me ademloos toe: ‘Er is weer een brief van school gekomen - Groenoog weet alles!’
Afgelopen was het galgemaal... vaarwel zon en park, sinaasappelen en tulpen, vrijheid en overmoed...
En reeds doemden dreigend en angstaanjagend de groene ogen op...
100