door Europa en over de oceanen. Ook waren de reisgidsjes en prospectussen zoveel boeiender en smakelijker dan de droge landkaarten of aardrijkskundebollen, om van de sprookjesachtige en veelbelovende reisbureau-af fiches maar te zwijgen. Eigenlijk had dit Instituut met de beste referenties van de eerste families volkomen aan zijn doel kunnen beantwoorden: aan de kinderen tussen de vijf en vijfentwintig raakte ik langzaam gewend en zelfs deze hadden een element van 'leerzaamheid' in zich, om dit vreselijke woord eens te gebruiken.
Later merkte ik trouwens dat een zeer groot deel der mensen niet veel verder gekomen was dan deze ongelukki-gen, al droegen ook zij prachtige kleren en mooie coiffures. Elk 'geval' der jongejuffrouwen en jongeheren heb ik later in de maatschappij herkend bij lieden die voor 'normaal' doorgingen, mits ze de nodige contanten hadden en hun aanvallen en tics een beetje handig wisten te verbergen.
Ook iemand als jonkheer Charles van Rodeleye, die bij elke gelegenheid zijn doorluchtige naam en titel met nadruk naar voren bracht, heb ik later als commissaris van verschillende N.V.'s een voor het maatschappelijk oog buitengewoon nette carrière zien maken. Op het 'Instituut voor de Betere Stand' gold hij als een der lichten, omdat hij lezen, schrijven en spreken zonder stotteren kon.
Wel had hij de onuitstaanbare gewoonte om onderaan tegen mijn boek te tikken wanneer ik verdiept was in het heerlijke werk van duistere misdaad en edele menselijkheid van Victor Hugo. Wanneer hij daarop herhaaldelijk bijterig 'Parlez-vous français' zei, begon het in me te koken. Het was de enige Franse zin waar hij toe in staat was; grammaticaal interesseerde hem zijn eigen naam meer dan 'Les misérables' hoewel hij stellig onder de categorie dezer ongelukkigen was terechtgekomen, indien hem titel, geld en voordelen van zijn 'stand' hadden ontbroken.
Nu had jonkheer van Rodeleye het tot een graad van ar