Maar morgen-o, dan zal het ergste komen. Vandaag kan alles nog een beetje goed zijn. Morgen echter zal er een brief van de directeur komen - dan is alles uit... Waarom zo'n angst voor je eigen vader te moeten hebben, waarom? Hoe dwaas is het niet eenvoudig te kunnen vertellen: 'Vader, ik kan die Duitse grammatica niet leren, het valt me te moeilijk. En van algebra begreep ik de eerste dag al niets. Het is nu eenmaal zo — in het begin deed ik m'n best wel, maar later ging alles verkeerd.' Doch vader zal in die brief lezen dat je nog gelachen hebt bij al die stommiteiten... Ik ben bang voor vaders ogen!
Wat gaat die klok langzaam - pas drie uur is het. Nog een vol uur wachten in deze duistere stoep, om aldoor de glibberige, natte straat aan te kijken. Ik wou die slager zijn van de overkant of de chauffeur - of dienstmeisje, ja, dienstmeisje lijkt me het prettigst. Je maakt je werk af en 's avonds ga je uit met je vrijer. Je hebt geen verantwoordelijkheid. Het dienstmeisje thuis is altijd vrolijk, ze zingt gezellige liedjes en vertelt jolige dingen die ze in de bioscoop heeft gezien met haar 'aanstaande'. Waarom heb ik geen 'aanstaande' om 's avonds mee uit te gaan? Ons dienstmeisje wordt met achting behandeld, want ze werkt netjes en kan lekker koken - dat zou ik zelfs niet eens kunnen. Wat blijft er voor mij over?
Grote hemel-daar komt moeder! Je schuilhouden, dieper nog in de portiek kruipen! Moeder heeft het ook goed - ze ziet er opgeruimd uit en doet zeker boodschappen. Straks zal ze in de stad wat gebruiken in een lunchroom. Maar voor moeder wil ik me niet langer weghouden - ze is toch altijd lief en niet streng als vader...
'Moeder! Moeder!'
De moeder hoort het kind roepen. Wat is het smal en kleintjes. Huilend en snikkend wil het alles tegelijk vertellen: 'Moeder, ik kon niet mee op de nieuwe school. De eerste dag begon het al. Ik begrijp geen wiskunde - en nu heb