lange snerpende en daarna nog drie, die totaal overbodig waren, omdat het ijs toch al lang gesmolten moest zijn en ten hoogste als een paar druppeltjes koel water verluchting kon bezorgen aan de geschrokkene. Na die gillen werd het angstig stil; alleen het bijna gestikte jongetje liet van tijd tot tijd een benauwde kuch horen. Dan moest Da, die later verklaarde dat haar handen 'zwak en slap' van het lachen geweest waren, eau de cologne en azijn halen - een rare samenstelling, die de dame echter goed scheen te doen want ze zei met kwijnende stem, na ermee ingewreven te zijn, dat ze al 'opknapte'. Mijn ouders hadden gedurende het intermezzo reeds blikken met me gewisseld die niets goeds voorspelden en die ik trachtte voorbij te zien. Een poging om stiekem de kamer uit te schuiven, verijdelde mijn vader door z'n hand op m'n schouder te leggen en me een bars 'Hier blijven!' toe te bijten. Zo kreeg ook de beledigde dame die me na haar 'opknapping' gifblikken toewierp haar voldoening.
'Je gaat met vakantie niet mee naar buiten, je blijft hier thuis bij Da en Gerrit,' verklaarde mijn vader plechtig.
Jammer dat hij toen nog niet het gevoel voor humor bezat dat na tien jaren zo overtuigend uit die brief over Charlie bleek. Jammer, want die zes weken buitenlucht zouden me goedgedaan hebben. Ik kon ze best gebruiken; de rampzalige dame, die zelf een pioenkleurige teint bezat, had nog vóór het ijsdrama gezegd dat ik er zo bleek uitzag.
Edoch - de straf verpletterde me niet zo als denkelijk beoogd werd, hoewel ik me hoedde hier iets van te laten blijken. Wanneer mijn ouders in die tijd iets voor vermakelijke situaties hadden gevoeld, zoals tien jaar later wel het geval was, zouden ze ingezien hebben dat een vakantie met Da en Gerrit niet zonder bekoring voor me hoefde te zijn.
Maar ik geloof toch - een tijdje buiten zou me beter bekomen zijn dan de maalstroom van genoegens waarin ik me wierp en wel in gezelschap van Da, Gerrit, oom Eze-