Van God en van de natuur

Titel
Van God en van de natuur

Jaar
1921

Pagina's
80



Hij is een veld, wanneer hij heeft gewekt De bloemen, die zijn adem had gesponnen.

Terwijl hij nevelt wordt hij weder licht,

Nooit rust hij uit of valt in zich te zamen,

Hij wiegt zich tot een trillend evenwicht En legt de kleuren weg, die uit hem kwamen.

Lichaam en geest is hij, hij is heelal Waarin de vormen drijven en uitkomen,

Hij is de som, het eindeloos getal Van zoekende en dansende atomen,

Hij is hun eeuwig ruim, hun atmosfeer,

Hij jaagt ze op bij hun omhelzingen Waaruit geboren wordt de wolkenveer,

De mensch, het dier, de zon, de manekringen.

De boom staat in hem uit, hij is het ruim, Waarin de vogels aan hun vleugels drijven, Hij is het zachtgewelde gele schuim, Waarmee de wolken hun gestalten schrijven.

Hij is d'alomme lucht, hij is de stof,

Die elke vorm aanneemt van Uw verbeelden, Hij staat goudstralende of zilverdof,

Al naar de kleuren zijn, die gij penceelde.

Hij is de altijd willooze, die Gij

Kunt naar het willen Uwer hand formeeren,

53

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.