Nieuwe Liederen der gemeenschap

Titel
Nieuwe Liederen der gemeenschap

Jaar
1920

Pagina's
73



En ieder hunner had zijn God te eeren,

En priesters en een Kerke en de Leere,

En ook op aarde nog een arbeidsheer,

Die keek vanuit zijn woning op hem neer.

Zoo werkten zij en leefden zij en stierven;

Er waren ook wel dagen, dat zij dierven,

En stonden bleek aan wal of brug of poort. Dan was er werkeloosheid in het oord.

Zij woonden in versmalde stratenbochten, Klein van behuizing in de kamerkrochten;

De hitte sloeg en kakelend geluid,

Gelijk een ovenvlam hun woning uit.

Zij wisten niets en hun gedachten doofden,

Er lag een mist in hun verstilde hoofden;

Hun woord dreef weg op een vergoorden klank, En in hun oogen was de zucht naar drank.

Zij ranselden van spijt om hun ellende,

De vrouw af, die hun kokend lijf bekende,

En deze sloeg dan weer en voor elkaar Werd haat en liefde tot een kijfgebaar.

57

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.