En toch in die verworpenen, verschijnen Zal mijn geluid op lichte wapenklank,
Ik zal ze heffen op, die ginds verkwijnen,
In hun vergoorde atmosfeer van stank.
Ik zal die kerels maken d’oogen open,
Zij zullen overleggen met elkaar De goede wijz’ om dit karkas te sloopen Opdat het eindlijk valle in elkaar.
Ik ben de vreugd, ik ben de vreugdebrenger, De menschheidzong steeds wat ik haar voorzong, Ik ben van alle kleuren, kleurenmenger,
Ik ben van alle wijsheid de oorsprong.
Ik ben het Communisme, ben het wapen, Waarmee de mensch zichzelve overwint,
Ik zal den kleinste uwer uit het stof oprapen En maken tot een zingend menschenkind.
52