Nieuwe Liederen der gemeenschap

Titel
Nieuwe Liederen der gemeenschap

Jaar
1920

Pagina's
73



In t hooge leemen huis, gebouwd door leeken Dat ziet op donkre binnenplaatsen uit,

De tijd heeft het geknauwd en op afbreken Staat het gevaarte goor van bint en ruit.

De vloeren zijn vergaan, de plinten splijten, De zwaarbelaste gevel is topzwaar In 't huis, waarvan de kamers doen als mijten, Loopen de nauwe gangen in elkaar.

En ’t stinkt oneindig, stank is uitgeslagen,

En rookt met nieuwe vlagen naar omhoog,

Er wordt gestaag iets rottends aangedragen, Het schijnt of op den bodem iets bewoog.

Het zijn de werkers, die daarbinnen huizen, Ze kruipen in hun woningen naar bed,

Het zijn de vlijtigen, de arbeidsluizen,

Die zijn daar als de mijten neergezet.

Ginds maken zij hun kinderen en leven Gelijk het valt, rumoerend of doodstil,

Zij denken, denken niet, wat zou het geven Of in dit luizig lijf iets denken wil.

51

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.