Van de nieuwe gemeenschap der Menschen

Titel
Van de nieuwe gemeenschap der Menschen

Jaar
1924

Overig
Een gedicht

Pagina's
85



Zullen zij dragen, van de dageraden Op het gelaat, de fijne gouden draden,

En in hun hart een altijd zingend vragen,

Zij zullen dragen.

Zullen zij maken, zee en aarde, blijde De bergen en de hemelen zeer wijde,

Met hun muziek, en wonderlijke sprake,

Zij zullen maken.

En *t was alsof er licht stond, gouden licht, Zooals er is, wanneer de zon oprijst,

Te gaan van uit het Oosten naar het Westen, Over de oude Aarde bevende;

Van uit het Boek, steeg op een licht,

Van uit het donker onaanzienlijk boek,

Stegen de sterke teekens stralende,

De teekens van verzet, door hem gebeitst;

De vale wanden der mansaarde weken,

En om de kinderen, en hooge Vrouw,

En om het machtig hoofd des slapenden,

Van uit het Boek, ruischte het licht nabij,

En in dit gouden lichten liggen zij.

En boven mij, kwam uit de stem van Haar Die mij geleid had tot het Boek, zij sprak:

67

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.