De lach van hen, die in de toekomst zijn,
De lach van deze, die zich zelf vergeten,
En denken aan de menschheid, en haar heiL
Zullen zij tot u komen, machtige,
Te worden die gij wenscht, Eendrachtige Hernemers van wat allen werd ontnomen —
Zij zullen komen.
Zullen zij rijpen tot de vergezichten,
Die gij ontsloten hield bij 't felle lichten
Van uwen geest, die toekomst dorst aangrijpen —
Zij zullen rijpen.
Zullen zij treden in de cathédrale Die gij opbouwdet in uw marmren tale,
Zuiver en blank, vol wetens heerlijkheden, —
Zij zullen treden.
Zullen zij worden, door één wil bewogen, Vernietigers, vernielend de oorlogen, Verkondigers van nieuwe wereldorde, —
Zij zullen worden.
Zullen zij weten het geheim der zeeën Der bergen diepten, en der aarde gleeën De teekens aan den hemel ongemeten, —
Zij zullen weten.
66