Mevr. v. Walden, ’k Heb m’n chargé-d’affaires last gegeven informaties in te winnen — zoo discreet
mogelijk Begrijp je, jongen, dat als ik toen
wakker was geweest — ik — jij was misschien te jong voor verantwoordelijkheidsgevoel — dat ik jouw jouw____
Hope! Zijn dochter____
Dolf. Merci voor ’t waarmerk!
Mevr. v. Walden. Dat ik jouw dochter — ze kan ’t geweest zijn — nóóit aan ’r lot zou overgelaten hebben? Geen glimlach, jongen Toe, toe, geen
cynisme! (grijpt z’n hand opnieuw) Doe de belofte,
die ’k je vraag, dat je die vrouw en vooral dat kind — kind — hoe de tijd vliegt! — èls ze onder de lévenden is, moet ’t ’n meisje van zeventien, achttien zijn — dat je ’r zóó lang zal zoeken tot je ’r vindt____
Dolf. Kom, mamaatje — wat ’n excessieve....
Mevr. v Walden (dringender). Je zal ’r me zóó gelukkig mee maken, jongen — ik pleit niet voor die vrouw — ik pleit niet tegen ’r — ik denk aan ’t kind____
Dolf. Wat is dat mamaatje? Tranen! Tranen?
Hope. Mevrouw!
Dolf (glimlachend). Daar — ik beloof ’t.
Mevr. v. Walden. Glimlachend? Glimlachend?
171