en vroomheid zijn één.” Zooals alle zinnen één zijn, En wat is dan de Ziel? O, dwaze vrager: laat uw mond kussen door den wind, kus den wind terug en vraag niet meer.
Van het weeshuis wandel ik dan naar huis terug. En ik ben niet meer uitgegaan, dien dag. Ik heb de Afdeeling van de week nog eens gelezen. En de Haf-tarah van de week. En ik heb gezien, wat de Haftarah van de volgende week ons geven zal: Hosea 1 vers 10 tot 2 vers 20. Hosea is niet de Profeet, dien wij alle dagen lezen. Wij hebben de waarde van zijne zware woorden verloren. Maar ook deze Haftarah brengt aan het einde woorden, die wij alle dagen zeggen, wanneer wij de Gebedsriemen leggen om onze linkerhand: „Ik zal u voor eeuwig aan Mij verbinden; Ik zal u aan Mij verbinden in waarheid en recht, in weldadigheid en in erbarmen. Ik zal u aan Mij verbinden in trouw en dan zult gij God erkennen”.
O, het is heel iets anders, of men de Profeten leest te Amsterdam, of dat men de Profeten leest te Jeruzalem. Holland is een heerlijk land. Ik heb dat ook vroeger wel geweten. Mijn gedicht: „De Roem van Holland”, heb ik met evenveel vreugde ontvangen als mijn gedicht: „Aan den Heiligen Sabbath”. En Amsterdam is een prachtige stad. Een gedicht: „De Roem van Amsterdam” zou ik gaarne schrijven. En terwijl ik u dit schrijf, is het mij, alsof iemand mij belooft, dat ik het gedicht ook schrijven zal. Weten de kleine Georges en de groote Max nog, hoe dikwijls wij des Zaterdagsmiddags het licht en de schaduw hebben bewonderd van den Amstel en van de Prinsengracht? Gisteren heb ik daar nog lang over gedacht. Wel een beetje met weemoed, Max, Georges en al de anderen. Want ik vergeet de vrienden niet. Ja, Am-74