precies uitkomt, zooals wij het in ons onverstand verstaan, dan zeggen wij: „het is alles een onwaar bedenksel”. Maar wanneer het wel uitkomt, (en hoeveel waarschuwingen en vermaningen zijn vervuld aan ons en aan ons Volk), dan zeggen wij: ,,’t komt uit bij toéval”.
Voor Haftarah lezen wij dezen Sabbath Jeremiah 16 vers 19 tot 17 vers 14. Ik lees veiliger Jesajah dan Jeremiah. De taal van Jesajah is zachter, troostender. Die van Jeremiah is zwaar, dreigend. Er is één regel in deze Haftarah, dien we alle dagen zeggen in het morgengebed en de Sabbathdagen in het middaggebed: „Gelooft zij de man, die op God vertrouwt. Dan zal ook God zijn toevlucht zijn”. Wonderlijk welk eene onschatbare gevoelswaarde deze woorden krijgen. Het Woord behoudt iets van iedere ontroering, waarmede het ooit is uitgesproken en ooit is gehoord. En wonderlijk is het deze dagelijksche woorden, waarvan wij de afkomst dikwijls nauwelijks weten, te lezen in verband met de woorden, waarmede zij door den Profeet het eerst zijn gebruikt. Het slot van de Haftarah is de teedere smeekbede, want niet altijd is de taal van Jeremiah dreigend en zwaar: „Genees mij, God, en ik blijf genezen, help mij, mijn God, en ik blijf geholpen, want gij zijt mijn Heil”. Er is een wonderen-diepte in dit woord. Zooals een boog steunt op zijn kolommen, zóó steunt deze Zin op zijn werkwoorden. Is het eerste werkwoord „genezen” resultatief, dan is het tweede duratief, Is het eerste daarentegen duratief, dan is het tweede inchoatief. Zoo ook het werkwoord „helpen”. En, zult ge nu wellicht vragen, „wanneer gij u zóó signifisch op het Profetenwoord bezint, lijdt daar dan de schoonheid en de vroomheid niet onder?” En ik antwoord: „neen, want wetenschap, schoonheid
73