Brieven uit Jeruzalem

Titel
Brieven uit Jeruzalem

Jaar
1941

Pagina's
89



VI.

Heb ik Adil heel lang alleen gelaten? Ik weet het niet. Hij heeft de zadeltasch met goede gaven ledig gepakt. En wij beginnen den blijden maaltijd. Ik zeg: „Geloofd zijt Gij, Eeuwige, onze God, die brood uit de aarde doet opkomen”. Ik proef de zoete, goede woorden. En dit is leven. Straks zal ik in het nagebed smeeken om het herstel van Stad en Land. En zoo zeker als hemel en aarde zal ik weten, dat God ons verhooren zal.

Adil heeft twee mooie roode ramenasjes gekocht. En hij heeft ze afgewasschen in de vallende beek. Van het stationnetje komen drie brutale koopmeisjes gedwaald. Waar een chawadja en een effendi legeren met twee mooie paarden, valt wellicht te verdienen. Zij verkoopen ons sinaasappels, een tros gedroogde vijgen, en gekookte eieren. Wil Adil Effendi niet een lekkere flesch arak koopen? Maar Adil Effendi is vandaag braaf. Hij koopt den arak niet. Ook de groote blonde kip koopen wij niet. Ofschoon het vrijmoedige meisje aanbiedt hem op staanden voet te slachten, te plukken en te koken. Alles voor zestig piaster.

VII.

Na het eten zijn wij héél zonnig en héél lui. Waarom zouden wij Baedeker gehoorzamen en de hooge rots beklimmen, waarop Bittir gebouwd ligt! Een mooi uitzicht? Dwaasheid. Niet mooier dan hier. En waarom zouden wij gaan zoeken waar het ruste-looze water vandaan komt? Moeten wij niet iederen stap, dien wij hééngaan, ook weder terugdoen? Lui zijn, zonnig en liggen blijven. De blik binnen het 50

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.