vragen, dat je indertijd zoo liefderijk en zoo voorkomend bent geweest, mij aan te bieden.
Door portret en brief ben ik nu over de waarde van je toekomstplannen ingelicht.
Ik wou voor een wereld van schattige dingen, dat onze verhouding bestaanbaar was, zonder, dat één van ons tweeën altijd de sterkere wezen moet. Ik moet beheerschen of beheerscht worden, en in het algemeen blijkt mij dan nog het tweede het betere, maar in ons geval liep dan mijn leven gevaar. Wij zouden het beter kunnen hebben dan welke twee andere menschen op de heele wereld ook. Maar jij zult nog eens maken dat wij de ongelukkigste menschen worden.
Ik zeg je nog eens, René, dat ik verbazend veel van je houd. En anders zou ik onmogelijk zooveel voor je kunnen doen, of zoo verschrikkelijk veel van je kunnen dulden. Het is wellicht gevaarlijk genoeg, dat ik je dit zeg, want je kunt toch niet eens leven, als je mij niet beheerscht. En je zult dus toch voortdurend probeeren daartoe te komen, tot alles tusschen ons uit is.
Hans.״
22.
Op den tijd van het schrijven van dezen sterken brief dacht Johan: „ik houd te veel van René .. . daarom kan ik niet van hem af, uit angst niet en uit liefde niet... ik moet van hem scheiden, om behouden te blijven, en ik kan niet scheiden."
23.
Nadat René weder in Haarlem in huis was gekomen, sprak hij over het zwakhoofdige portret niet en niets over den brief. Hij leefde kalm in de verhoudingen van hunne liefde. Dus hij was voor Johan op een volmaakte wijze onbegrijpelijk, zoodat die voortdurend vreesde, dat René sterker was dan hij, zoodat hij moede werd door de vrees.
Een avond van dien tijd van het leven van Johan, was van prachtige rust. Zijne lamp brandde als een bron van goud. Hij verkeerde in den toestand, die geen waken was en geen droom, maar wel verfijnder dan beide. René was bij Johan. Die voelde zich naar zijnen
164