ruime vertrekken beneden, wie daar woont heeft ’t goed en kaapt de klanten van wie boven wonen weg. De huur is hoog, boven zijn de kleine kamertjes van minder voorspoedige meiden. Och, ’t gaat soms van boven naar beneden. Menig meisje dat ’t in ’r jonge jaren voor ’n schijntje dee, is toen ze oud werd ’n grande dame geworden. De kunst is, als je in ’t leven komt, zoo kort mogelijk, b.v. een zomer te vigeleeren, dat in de winter je vaste klantjes je in je appartementen komen opzoeken. Want zoo’11 winter buiten loo-pen voor de bizzcncs valt niet mee.
Ja, als je ’n bontmantel hebt. Er loopt er een, oud, al heel oud, die had ook eens ’r habitué ’s, hoefde niet meer de baan op, maar nou is ze de vijfenveertig gepasseerd en nou loopt ze in d’r lekkere, opgespaarde bontmantel als ’n cypcrschc kat op en neer met ’n sigaret in d’r hand.
Sommigen hebben ’n vriend, de meesten niet, ’n paar vrouwen zijn teeder met elkander, je moet immers wat hebben en ze zijn zoo sentimenteel, o, jee, ze laten hun gramofoons draaien, datje d’r wee van w'ordt, van Jolniy en: Manner umschwirren mich wie Motten um das Licht,
Und wenn sie verbrennen, dafiir kann ich nicht. Prentbriefkaarten van Mariene hangen in alle kamers ..., zij is de ideale vakgenoote in grooten stijl.
61
5