Jacob Hiegentlich groeide op in Roermond in, zoals hij het zelf omschreef, ‘een verwarrend mêlé van Rooms en Joods gebeuren’. Hij bezocht het Bisschoppelijk College maar maakte zijn gymnasiumopleiding niet af. Onder het pseudoniem David Jozua de Castro debuteerde hij met de roman Het zotte vleesch. Roman van ‘t Limburgse volk. Zijn vader kocht de hele oplage op, omdat huisarts en vriend Laurent Stijn er in dit boek niet al te best van af kwam. Op aandringen van zijn vader begint hij in Amsterdam aan de studie Acte Middelbaar Nederlands. Die opleiding maakt hij wel af. In Amsterdam wordt hij lid van de Nederlandse Zionistische Studenten Organisatie, NZSO. Hij leeft in kringen van kunstenaars en bohemiens en is een trouw bezoeker van de ‘Reynderskring’, waar tijdgenoten zich in het bekende café aan het Leidseplein verzamelden en eindeloos discussieerden over kunst en erotiek.
Na een korte carrière als docent aan het Theosofisch Lyceum in Naarden, wijdt hij zich aan zijn letterkundig werk. Jacob Hiegentlich schreef romans, novellen, essays en gedichten. Hij kon fel zijn. Als aanhanger van het ‘militante zionisme’ van Jabotinsky schreef hij artikelen in huisbladen van de NZSO en de Nederlandse Zionisten Bond. Hiegentlich schreef politieke artikelen tegen het opkomend nationaalsocialisme. Hij hield van literatuur en had grote bewondering voor Jacob Israël de Haan en Carry van Bruggen. Hij hield lezingen over literatuur en jodendom. Op 14 mei 1940, na het beslissende bombardement op Rotterdam, als hij zich realiseert dat Nederland definitief verslagen is, pleegt hij op 33-jarige leeftijd zelfmoord.