zooveel. . Hij lachte nu luider, kuste haar natte gezicht, ze rook den scherpen alcohol, ze wendde zich af en liet den kus onbeantwoord. „Och kind, men wil ook ’s met de vrienden praten. Ik had je immers niet wakker willen maken. Als Charles me vroeger naar huis bracht, viel hij om van de lach, omdat ik voor ’t hekje al m’n schoenen uitdee, expres om je niet wakker te maken . . .” Zijn oogen glansden. Zij hield veel van hem. Hij gleed op ’t bed, den hoed achter op ’t hoofd, z’n kleeren had hij aangehouden, zij trok zijn lakschoenen uit, nam hem den hoed af, hij was dronken, z’n lange haren golfden over ’t kussen.
Toen knipte ze ’t licht uit, ze snikte. Als hij veel gedronken had, was hij erotisch weinig waard, zijn omhelzingen waren eenvoudig zijn manier van excuus vragen. Zij snikte wéér. Hij had haar gehoord. „Maak de kinderen niet wakker,” zei hij slaperig.
Kinderen? ze wist niet wat ze hoorde. Hij was blijkbaar in de war met z’n vorig huwelijk, zij had z’n kinderen nooit gezien, er was nimmer sprake van geweest; nu hij dronken was, sprak hij van die verleden dingen en zij hoorde wraakzuchtig de flesschen rinkelen van zooeven. En toch was ’t ’n naargeestige inval, hoe kwam ze erbij?
39