Het vochtige park

Titel
Het vochtige park

Jaar
1935

Pagina's
92



Siegfried. „Weet je dat Maria en Mirjam de zelfde naam is.” Het was ’n beeld, zooals men dat vooral nog in Zuidduitsche kerken ontmoet, lang en slank, zonder versieringen, zonder aureool, maar de gevouwen armen vroegen erbarmen, en de zoete mond en de halfgelokcn oogen beloofden vrede, vrede voor alle menschen. „Dit is prachtig.” De pastoor keek hem aan. „Dat is ’t zeker, maar ik kan ’t niet houden, de parochie is arm geworden. Als ik maar ’n rijke vent wist, ’n liefhebber,” zei hij met iets listigs. „Ik wil wel,” zei Siegfried begeerig. „Ik vind ’t zoo mooi”.

„Ja, eigenlijk mag men op Zondag geen zaken doen, maar alla, laat de armen ook ’s ’n goed nieuwjaar hebben. Maar je moet direkt toeslaan,” voegde hij er joviaal en prettig aan toe, „we marchandeeren niet, we zijn geen Joden.” Siegfried stond sprakeloos, hulpeloos. Hij was niet te helpen. Over ’t gelaat van den ander ging ’n rooder waas.

„Neem me niet kwalijk,” praatte de pastoor vlug, „ik dacht er niet zoo gauw aan, dat jij . . .” De Jood luisterde niet langer, hij wilde ’n zwak tegenbetoog houden, hij kon niet, draaide zich om, probeerde rechtop z’n weg terug te vinden. Gebogen, moeilijk zijn kinderlijke tranen terugduwend, liep hij tusschen de akkers.

37

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.