DE WIJN VAN DE MOORDENAAR
Mijn vrouw is dood, nu ben ik vrij! Niets let meer dat ik mij bezat.
Als ’k zonder cent het huis betrad, doorsneed haar wilde krijsen mij.
Ik ben gelukkig als een vorst; de lucht is rein, de hemel klaar . .. Zo’n zomer hadden wij het jaar, toen liefde ontvlamde in mijn borst!
De barre dorst die mij doorsnijdt laat zich alleen met wijn verslaan, zoveel als in haar graf zou gaan;
- en dat is heus geen kleinigheid:
Nadat ik haar een put in smeet, heb ’k van de putrand elke steen haar nagesmeten naar beneên.
- ’k Zal blij zijn als ik haar vergeet!
83