In naam der eden van wier zoet geweld geen macht ons ooit ontslaat, bereid tot een verzoeningsdaad als in de hoogtij van ons bloed,
heb ik gesmeekt: ontmoet mij weer, bij avond, in een donkre bocht. Zottin! - zij heeft mij opgezocht 1 Zot zijn wij allen min of meer!
Zij was, ofschoon wel moe en oud. nog altijd mooi! en ik, ik had haar veel te lief, ’t was daarom dat ik tot haar zei: ik maak je koud!
Niemand begrijpt mij. Kan het zijn dat een dier stomme dronkaards ooit, in zijn doorziekte nacht gekooid, een lijkkleed heeft bedacht van wijn?
Dat onaandoenlijke serpent heeft als een ijzeren gewrocht, door hitte noch door kou bezocht, de ware liefde nooit gekend,
84