'Mag ik dit hier achterlaten? Het is van uw vader.'
Ze had er geen enkel bezwaar tegen.
III
Henk verliet zijn huis op hetzelfde ogenblik dat ook Dorenkamp dat deed. Daardoor liepen ze elkaar bijna tegen het lijf. Het gezicht van de Indischman was grauw, in zijn ogen stond ontsteltenis te lezen. 'Er is iets verschrikkelijks gebeurd! Dorien heeft alles verbrand!' barstte hij uit.
Henk begreep dat Dorien de naam was van het snaveldier. Hij schrok ook, zij het minder hevig dan zijn buurman.
Ze konden daar niet blijven staan en daarom liepen ze door, het dorp in, naar de zeekant.
Dorenkamp wilde Henk niet beschuldigen. Henk had onmogelijk kunnen weten dat zijn dochter een vreemd schepsel was, vol onberekenbare invallen. Nu had ze ook weer zo'n inval gekregen, was gaan snuffelen in de map die ze nooit eerder onder ogen had gehad en toen had ze, om redenen die ze niet kon of niet wilde vertellen, de hele zaak in de kachel gestopt.
'Het is een ramp! Alles naar de bliksem! Maar waarom heb je die map eigenlijk teruggebracht? Vond je er niets aan?' 'Ik vond het heel merkwaardig,' antwoordde Henk, 'en ik wou er met je over praten. Omdat je niet thuis was, heb ik hem achtergelaten.'
Dorenkamp keek hem aan alsof hij hem niet helemaal vertrouwde. 'Had je er iets mee kunnen doen?' 'Waarschijnlijk niet,' erkende Henk, 'maar ik heb erover nagedacht. Het beste lijkt me dat je me het een en ander dicteert en dat ik dat zo uitwerk dat het leesbaar wordt.' Dorenkamp knikte weinig enthousiast. Natuurlijk, de man was een arbeid van jaren kwijt. Misschien had hij het gevoel dat de bodem uit zijn leven was weggeslagen, een gevoel dat Henk niet onbekend was.
Bijna als vanzelf belandden ze weer in het café waar ze elkaar de vorige dag hadden leren kennen. Dorenkamp was nog diep terneergeslagen en het eerste glas bracht hem niet overeind. Henk keek naar de verlaten gelagkamer om niet al te sterk met de neerslachtigheid van zijn partner geconfronteerd te worden.
24