straten, doorgehold, konden hem daar nog niet van bevrijden.... O, o, waar hij niet liep....! Door winkelstraten liep hij, waar de blinkend gepoetste gouden en zilveren artikelen van zijn reeds geves-tig de concurrenten hem treiterend in de oogen glinsterden (misschien ja was ’t nog geen veertien karaats, of God weet: niks dan doublé); waar de roodwangige dienstmeisjes (anders om rauw in te bijten!), die met de kopergerande em-mers en de sprietende glazenspuiten aan de stoepen stonden, voor ditmaal nauwelijks een blik waardig gekeurd werden (men had waarachtig wel wat anders aan zijn hoofd!); en waar een enkele oranje-opgestapelde sinaasappe-lenkar hem met schrik aan de mogelijk-heid deed denken, een bekend gezicht te ontmoeten....
Ja maar, waar men ook loopt, men ont-loopt toch zijn bestemming niet.... En Jolie had de wereld kunnen rondloopen,
89