״Schtik zeiwel!1) Haal me 'n kop kof-
fier
Zwaantje was al weg....
En vader Schloume, de vader van de barende?
Vader Schloume was gewoon naar de ״verkoopening” gegaan, om zaken te doen. Maar ja, wie kon op zoo’n dag zaken doen? Stond z’n kop daar dan naar? Bovendien vroeg iedereen hem naar zijn dochter, tot vervelens toe. Hij had spijt dat hij gekomen was. Als je kind daar zoo naar ligt....
En toch.... naar de Breestraat gaan wou hij ook niet. Wat kon hij daar doen? Helpen? In den weg loopen? Achter die gedachten verborg hij zijn instinctieven afkeer van alles wat met ziekte te ma-ken had.
En zoo zag de morgen hem loopen, heel lang loopen, in zijn eentje, kleine, ge-*) ״Stuk zuiver׳: onbenullig mensch.
75