me, jammerende stem zich verhief, was het weer wat zachter, wat langduriger en wegstervender, wat minder heftig.״. Het was alsof hun ademhaling, neen, alsof hun heele bewustzijn meeging, daalde en rees, wakker werd en insliep met het beginnen en ophouden dier ge״ luiden....
Totdat eindelijk...., totdat het heelemaal stil werd. Heel erg stil.... Een angst ver-hief zich in het huis. Men boog zich over de lijdende heen: ״Duifje....!”
Zij bleef met gesloten oogen liggen. Haar gezicht voelde koud, klam.... ״Duifje....! Hoor je ons niet? Duifje, mijn oogappel, zeg dan eens wat....?” Tranen vielen op het kussen, op dat witte gelaat en die ze geplengd had, veegde ze voorzichtig weer af....
Zij bewoog de oogen zonder ze te ope-nen, en schudde nauw merkbaar van neen.
Zij was te moe om iets te zeggen....
67