Zwaantje stond achter de deur te snik-ken....
״Wil u 'n kop koffie, juffrouw Bek-kie?” vroeg ze huilerig.... Dat was het eenige wat Zwaantje op het oogenblik voor haar juffrouw doen kon: de men-schen van koffie voorzien....
Oome Leeman, steunend op zijn stokje, kwam den winkel in.... Duifje was zijn lievelingsnichtje. Zij was niet zoo snib-big en bij de hand als Bekkie, die hem, hij wist het wel, dom vond; voor Duifje was de innige goedheid van zijn wezen voldoende, om hem zijn trage denken te doen vergeven....
Hij stuntelde het trapje naar de zieken-kamer op.... ״Nou, hoe is het....?״ ״Oome....!”
Tranen kwamen in Duifjes oogen. Haar eigen Oome, van wien ze zooveel hield! ״Oome Leeman.... o.... ik moet zoo lij-en!
״Nou, toe dan maar, stil dan.... zóó 64