hem voorbij zonder te antwoorden. Jolie keerde zich om en staarde haar na. God in den hemel, was het zóó erg....? Hij krabde zich den kop.... Ja, dan moest men erheen, daar was niets aan te doen....! Hij drukte zich den hoed diep in het achterhoofd, terwijl hij na-dacht.... Goed, hij zou gaan.... Maar eerst zou hij nog even ’n straatje omloo-pen.... Misschien ja had hij ’t geluk een kennis tegen te komen, die hem aan den praat hield.... Want het was nu een-maal zoo, Jolie kon het niet helpen: hij liep voor ziekte en alle pijn en ongeluk van een ander graag een straatje om.... Hij had een heilzamen schrik voor alles wat hem bedroefd kon maken.... Hij zuchtte.... Hij wist het wel, dat kwam door zijn goede hart.... De menschen wisten het niet, maar hij was te week voor zooiets....
Toen Bekkie terugkwam, was het spek-62