en Costa Gomez hoefde ze daar niet te׳-gen het lijf te loopen.
״Blijf jij maar hier,” zei ze, ״ik ga wel even an.”
״Maar zeg dat-ie dadelijk komt, onmid-dellijk hoor!”
Snel ruischte Bekkie door de straten. De linten van haar kapothoedje flad-derden om haar jong gezicht, de punt van haar sjaal wipte op en de strookjes van haar rok, wijd uitgehouden door hare tallooze onderrokken: den kepe-ren, den moltonnen, den wollen, den merinossen en den fijnen gestreken bo-vensten witten, wibberden en ribbelden en golfden en ritselden in den wind.... Zij kwam haar broer Jolie tegen.
״Nou, vertel es, ben je d'r geweest?” Maar ja, Bekkie had daar tijd voor 'n praatje! Ze had een gewichtige zending te vervullen; van haar hing dood en le-ven af, dat moest Jolie goed beseffen. Zij haalde de schouders op en schoot
61