ד־^ Hes goed en best, maar er komt / geen schot in....
JL 3L Mijnheer Davids heft het moe-de, zorgenvolle hoofd op en blikt ge-dachteloos naar de lucht....
Hij is nog jong, die mijnheer Davids.... Het bleeke gezicht komt treurig uit tus-schen de zwarte bakkebaarden; de don-kere, schrandere oogen kijken als om-floerst, zijn lok — die lieve lok, die later zoo grijs, neen, zoo mooi peper-en-zout zou worden — hangt somber over zijn voorhoofd neer.
.... Mijnheer Davids is niet blij, allesbe-halve.... Wat een dag zal dat vandaag worden! Nooit heeft hij geweten, dat het huwelijk zulke verschrikkingen kon brengen....!
Zuchtend, gebukt onder zijn bange ge-dachten, gaat hij naar binnen.
Het huis leeft al, zijn voorzichtige, schuifelende, fluisterende leven van zorg-om-een-zieke....
20