zichzelf, en het weerklonk in de harten, als een vurig dankgebed tot den Heer van dood en leven....
Beneden, in de keuken, zat Zwaantje en viel bijna in slaap over haar breikous en haar schotelt je-met-f ruit.... De kip-pen van mijnheer Parser pruttelden en sudderden in de soepepan, dat ze zoo week werden als boter.״.
Buiten was het donker geworden. De mannen met de hooge hoeden en de ta-lith-zakken onder den arm, waren uit sjoel gekomen, waar de Sabbath was ingewijd. De kooplieden, die op hun besten handelsdag geen tijd hadden om zoo vroom te zijn (iedere minuut dat je nog verkoopen kon was er één), borgen de leeg-verkochte mandjes weg en zon-den de karren op stal. Men wenschte elkander ״goed-sjabbes” en feliciteerde
122