men, als zij maar durfde, als het maar niet ondoenlijk was om haar zwakte, om de gevolgen, om het vertrouwen dat men in haar stelde....
Ja, dan zou zij haar kindje wel halen, zij zou opstaan en het uit zijn wiegje ne-men en het bij zich leggen, dicht tegen zich aan, in het holletje van haar armen en haar lichaam, en er zou zulk een wel-dadige zoetheid, zulk een milde warmte van uitstralen, dat zij heelemaal bevre-digd zou zijn, volkomen gelukzalig.... Ja, zijn kopje in haar armen, zijn lieve lijfje tegen haar aan; de ronding van zijn armpje, de adem van zijn mondje, de geur van zijn haartje....
....Heel, heel stil lag zij.... Ze dacht niet meer.... ze wist niet meer zoo best waar ze was, en hoe, en waarom ze zoo zweef-de.... Maar zeker, het was waar: haar kindje lag bij haar, het lag in het holle-tje van haar armen en haar lichaam, 120