te keer gegaan, juffrouw! Je moet maar gauw weer beter worden!”
Dan moet ze het kindje zien, dat daar in den warmen doek ’n beetje ligt te be-komen, en zooals iedereen, die zooiets voor ’t eerst ziet, is zij onder den indruk van de verbazingwekkende kleinheid ervan. ״Hirrejessis wat ’n hoopie!” zegt ze verwonderd....
Maar de kraamvrouw voelt, onder haar flauw werkende gedachten, een licht ongeduld opstijgen. Wat kan haar dat alles per slot van rekening schelen....! Daar, daar, op den schoot van juffrouw Coronel, is het wat haar interesseert....! Zij kan het nauwelijks zien, zij kan nau-welijks haar hoofd dien kant opdraaien, maar zij vangt ieder woord, dat daar-over geuit wordt, op en ״sluit het in haar hart”.
Tante Rifke, na haar kommetjes en doe-ken om zich heen te hebben gegroe
111