'Ik kwam er helemaal niet aan. Ik wijs alleen maar.' 'Van wijzen krijg je een ijzeren vinger. Nou, wat mot je hebben?'
'Geeft U mij maar een toetje.'
Toetjes zijn in elkaar gedraaide zakjes aanveegsel van de suikerzolder. Het zijn eigenlijk papieren suikerdotjes. Ze worden niet geconsumeerd, zoals polkabrokken of nogat. Toetjes worden gelurkt. Dwars door het papieren omhulsel heen wordt de zoetigheid naar binnen gezogen.
De snoepwinkel herbergt ook een luxe afdeling. Daar wordt het dure spul voor verjaardagen bewaard. Fondanten brillen van rose suikergoed met groene gelatine glazen erin, vlaggestok-ken, en toverballen, die zeven keer van kleur verwisselen voordat ze in het niet zijn weggesabbeld. Toverballen zijn duur. Daarom kopen de kinderen ze in vereniging. 'Ik mag er het eerste op zuigen totdat de andere kleur er is.' 'En ik ben tweeds.'
De snoeptafel is voor de ukkies, grote kinderen komen niet meer bij Bouman. De wagen van Moos, de zuurman, is voor hen luilekkerland.
Moos staat met zijn kraam op de hoek van de Breestraat en de steeg. Hij is er altijd. Als de mannen 's morgens in de duisternis naar hun werk schuifelen, straalt boven de uitstalling van Moos een carbidlantaarn met fel wit licht. Als 's nachts om een uur of twee de pierewaaiers van de walletjes en de kalletjes naar huis zwabberen, staat Moos nog achter zijn stal. 'Moos, ik heb een bedorven maag, wat zal ik nemen ?' 'Een bedorven maag? Van de jajem of gewoon van je gezondheid?'
66